In het oude Egypte waren de kuilgraven zeer kenmerkend voor de Predynastieke en de Vroegdynastieke Periode.
Naarmate de welstand onder de bevolking zich uitbreidde veranderden ook de graven voor de elite. De gewone Egyptenaren konden zich de luxe van een uitgebreid graf niet permitteren en behielden de eenvoudige kuilgraven. Tot aan het einde van de dynastieke periode bleven deze dan ook in gebruik. De toenemende welstand onder de oude Egyptenaren, de eenwording van het land en de ontwikkeling van de technische vaardigheden droegen bij aan architectonische veranderingen met betrekking tot de grafbouw. Het leidde tot een specifieke bouw van koninklijke graven en graven van edelen. Voor de elite veranderde de vorm van het oorspronkelijke kuilgraf geleidelijk naar een zogenaamd mastabagraf, voorzien van een boven- en een onderbouw. Deze boven- en onderbouw ondergingen gedurende de tijd een min of meer eigen ontwikkeling.
Het woord mastaba duidt eigenlijk op de bovenbouw van het graf. Mastaba is een Arabisch woord dat lage bank betekent. Karakteristiek voor een mastabagraf is dat ze rechthoekig van vorm is. De cultusruimte bevond zich in de bovenbouw. De grafkamer werd uitgehakt in de rotsachtige bodem. In Abydos zijn veel koninklijke, mastaba-achtige graven uit de eerste dynastieën aangetroffen. Zij bestonden uit rechthoekige complexen voorzien van een omheining. Deze complexen bevatten graven, waarvan de onderbouw van talrijke ruimtes was voorzien. De bovenbouw bevatte diverse cultus- en opslagruimtes. Onder de middelste ruimte bevond zich de grafkamer. De grafkamer was afgedekt met houten balken, afgedekt met een heuveltje (tumulus) van zand en grind, soms met hout en riet. Deze heuvel had waarschijnlijk een religieuze betekenis, verbonden aan de mythe van Heliopolis. Vanaf de buitenkant was de heuvel echter niet waar te nemen. De mastaba's waren in de vroegste periodes niet toegankelijk. In het midden van de eerste dynastie verscheen er aan de oostkant, buiten het graf, een trap die de onderbouw ook na de begrafenis relatief makkelijk toegankelijk maakte.
De hoge ambtenaren uit Sakkara, waar zich na de eenwording van Egypte het administratieve centrum van het land bevond, ontwikkelden hun eigen mastaba's. Tijdens de tweede dynastie veranderde het uiterlijk van de mastabagraven en werd het exterieur van de bovenbouw eenvoudiger. De muren hadden gladde, hellende wanden. De façades waren afgewerkt met hout en rietmatten. Aan de oostkant van het graf verschenen twee schijndeuren. Deze schijndeuren waren soms voorzien van een stèle die de grafeigenaar toonde, zittend achter een offertafel. Het was de plek waar nabestaanden terecht konden met hun offergaven die nodig waren voor het voortbestaan van de dode in het hiernamaals. Later, tijdens de derde dynastie, ontwikkelden deze schijndeuren zich tot kleine offerkapellen. De grafkamer werd dieper in de kalkformatie uitgehakt en was dikwijls niet gedecoreerd. Een diepe schacht van soms wel 10 meter voerde naar de grafkamer die bestond uit een of meerdere kleine ruimtes.
Gedurende de eerste dynastieën vonden er nog meer architectonische veranderingen plaats. Om het graf beter te beschermen tegen grafrovers verschenen er zogenaamde valdeuren, grote massieve stenen die de grafkamer van de buitenwereld afsloten. Door de grote opslag van grafbenodigdheden was het graf namelijk een doelwit geworden voor grafrovers
Geleidelijk aan breidde de onderbouw zich uit en ontstond er een grote hoeveelheid ruimtes die dienden voor de opslag van grafbenodigdheden. Ook werd het interieur van de mastaba uitgebreid met een zogenaamde serdab, een aparte, kleine cultusruimte waar een beeld stond opgesteld van de overledene en waardoor door spleten in het metselwerk een interactie kon plaatsvinden tussen de ziel van de overledene en de nabestaanden. Deze serdab werd later ook toegevoegd aan de Djoserpiramide, weliswaar aan de buitenkant van de piramide.
De koninklijke mastaba's breidden zich steeds meer uit zowel wat de boven- als de onderbouw betreft. De elitegraven bleven relatief bescheiden. Hoe de uitbreiding uiteindelijk leidde tot de uiteindelijk bouw van de eerste piramide is onduidelijk. Er bestaat nog steeds geen helderheid wat er zich precies gedurende de tweede dynastie heeft afgespeeld op het gebied van de grafarchitectuur. Duidelijk is wel dat de interne heuvel allengs hoger werd, in sommige gevallen een trapachtige structuur kreeg en na verloop van tijd omgeven werd door een kalkstenen omheining. Uiteindelijk lijkt het dat zich vanuit de mastababouw de eerste piramide heeft ontwikkeld, de piramide van Djoser.
© Joke Baardemans 2014
Bronnen: The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, art K. Weeks; Ancient Egyptian Tombs, The Culture of Life and Death, S. Snape ; The Oxford Historie of Ancient Egypt, I. Shaw; The Complete Piramids, M. Lehner