Zowel in de oud-Egyptische kunst als in het hiërogliefenschrift zijn ontelbare eenden afgebeeld.
De afbeeldingen betreffen vijf soorten eenden. Van zowel de bergeend (Tadorna tadorna) als de kuifeend (Aythya fuligula) bestaat maar één afbeelding. De bergeend heeft men aangetroffen in het graf van Djehoetyhotep, nr 2 in El-Bersheh (12e dynastie). Het betreft een grafschildering waarop gevangen bergeenden te zien zijn in een klapnet. De brede donkere borstbanden en de donkere koppen zijn duidelijk te herkennen. De bergeend was waarschijnlijk bestemd voor de consumptie. In de mastaba van Ti, nr. 60 in Sakkara is een afbeelding te zien van kuifeenden. In de afbeelding zijn ze moeilijk te onderscheiden van andere eenden. Toch hebben ze een kuif die plat tegen de achterkant van hun kop ligt. De kuifeenden bevinden zich in dezelfde situatie als de bergeenden: gevangen in een klapnet. Ze dienden ook als voedsel, hoewel bekend is dat het vlees van deze eend van slechte kwaliteit is. Ook de wintertaling (Anas crecca) met de kenmerkende groene vlek rondom de ogen, wordt maar zelden aangetroffen in de graven. De schaarse afbeeldingen zijn te zien in het graf van Kenamun, TT 93 in Thebe (18e dynastie) en in het graf van Chnoemhotep III, nr 3 in Beni Hassan. De wintertaling schijnt uitermate geschikt te zijn als voedsel en werd dan ook met klapnetten gevangen. Deze vogel komt zowel in de kunst al in het hiërogliefenschrift voor.
De smient (Anas penelope) is waarschijnlijk een van de vele eendensoorten die tijdens het Oude Rijk werd afgebeeld, maar vanwege het ontbreken van de pigmenten is de identificatie van deze eenden lastig. Wel staat zijn verschijning als hiëroglifisch teken vast.
De pijlstaart (Anas Acuta) is de eend die op grote schaal in zowel de hiërogliefen als de kunst is uitgebeeld. Van al het gevogelte wat tijdens de dynastieke periode werd afgebeeld, is de pijlstaart het meest frequent weergegeven. Door zijn lange, dunne nek, de korte poten en de kenmerkende lange, puntige staart is de eend goed te herkennen. De eerste afbeeldingen van een hiëroglief van een pijlstaart dateren uit de 2e dynastie van een stèle in Sakkara. Ook pijlstaarten werden met klapnetten gevangen en gedomesticeerd in grote eendenkwekerijen. Eenmaal in gevangenschap waren de pijlstaarten snel tam en broeds. De verzorgers voorzagen hen van voedsel. Soms werden zij ook vetgemest door middel van dwangvoeding. Er zijn afbeeldingen bekend waarbij het voedsel hen letterlijk door de strot wordt geduwd, een niet ongewone gang van zaken in het oude Egypte. De pijlstaarten maken ook onderdeel uit van de vele processies waarin offergaven door dragers werden meegevoerd. Verschillende scènes laten ook zien hoe men de veren plukte van een dode pijlstaart of hoe men de eend roosterde. Het vlees van de pijlstaart stond hoog aangeschreven en wordt tegenwoordig nog steeds gegeten in Egypte. Zij zijn gewoon te koop op vogelmarkten.
Dat gedomesticeerde eenden ook als huisdier werden gehouden is te zien op een afbeelding in het graf van Anen TT 120 in Thebe. Koningin Teje zit daar op haar troon terwijl haar huisdieren zich onder haar stoel bevinden. Men ziet hier een aapje, een kat en een pijlstaart afgebeeld. De kat heeft gebroederlijk zijn poot om de pijlstaart heengeslagen terwijl het aapje over hen heen springt.
Eenden zijn dus ook regelmatig ter decoratie gebruikt in de Egyptische kunst. Patronen van een vlucht eenden werden regelmatig op de plafonds in de graven aangebracht en op de vloer in de paleizen uit het Nieuwe Rijk. Verondersteld wordt dat eenden ook erotische associaties hadden.
© Joke Baardemans 2013
Bronnen: The Birds of Ancient Egypt, P. Houlihan; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt art. Poultry, P. Houlihan; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt art. Birds, P Houlihan