Giergodin Necbet in tempel Hatsjepsoet, foto: J.BaardemansDe aasgier (Neophron percnopterus), de vale gier (Gyps fulvus) en de oorgier (Aegypius tracheliotus) zijn de gierensoorten die we tegenkomen binnen de Egyptische kunst en het hiërogliefenschrift.

De wit gevederde aasgier met zijn lange kromme snavel, de kale kop en de zwarte slagpennen is zeldzaam binnen de kunst. Er zijn slechts een paar afbeeldingen van de gier aangetroffen. Een betreft een mooi exemplaar in de mastaba van Atet (4e dynastie) in Meidoem waarbij alle uiterlijke kenmerken van de aasgier op kundige wijze zijn uitgewerkt. De aasgier bivakkeerde meestal in de omgeving van mensen, in de buurt van dorpjes en steden waar ze zich tegoed deed aan afval en vervulde om die reden een belangrijke rol. Sommigen waren zelfs nagenoeg tam.

De vale gier is een vogel die we veel tegenkomen in de Egyptische kunst. Met zijn indrukwekkende gespreide vleugels, witte kop, nek en hals zien we hem vaak afgebeeld in tempels en graven. De vale gier  Nechbet in tempel Kom Ombo, foto: J. Baardemansvertegenwoordigde de godin Nechbet van El-kab, de godin van Boven-Egypte. Zij wordt vaak afgebeeld met uitgestrekte, beschermende vleugels. In een van de klauwen houdt zij het 'shen' - ringetje vast, wat een symbool is voor oneindigheid. Het is erg moeilijk om vast te stellen wanneer de vale gier voor het eerst in afbeeldingen verscheen. Mogelijk staat zij afgebeeld op het Battlefield palet wat zich nu in het British Museum bevindt, maar zeker is dit niet omdat de karakteristieke kenmerken ontbreken. De vale gier verschilt uiterlijk nogal van de aasgier. Waar de aasgier overwegend wit is, beschikt de vale gier over een meer gekleurde verenpracht en heeft ook een kortere snavel. Vanaf het Nieuwe Rijk werden de decoratieve afbeeldingen van gieren gedomineerd door de vale gier. De mate van bekendheid met gieren was van invloed op de wijze waarop deze werden uitgebeeld. Het is een feit dat de kleuren nogal eens verschilden van de werkelijkheid en de kunstenaar zijn verbeeldingskracht liet spreken.

Pectoraal uit graf Toetanchamon met NechbetSoms ook werden de gieren door elkaar gebruikt. Zo werd de oorgier, die in de 5e dynastie verscheen, net als de vale gier geassocieerd met de godin Nechbet. Een ketting afkomstig uit het graf van farao Thoetanchamon toont dit. De oorgier is een van de grootste gierensoorten van Afrika en kan een spanwijdte hebben van 290 cm. De gier heeft een enorm grote, donkere snavel, een kale kop en nek en huidplooien die afhangen van de zijkant van de kop en de nek. De oorgier is een dominante en agressieve jager. Het is haast zeker dat de Egyptenaren bekend waren met deze machtige eigenschappen. Dit was waarschijnlijk de reden dat de vogel met Nechbet en soms ook met andere goden werd geassocieerd en veelvuldige gebruikt werd in tempels en graven.

In het hiërogliefenschrift komt men de afbeelding van een gier vaak tegen, zoals bij de naam van de godin Moet. Doordat gieren wat betreft de uiterlijke kenmerken nogal eens door elkaar werden gebruikt is het lastig aan te geven welk soort symbool staat voor het gieren-hiëroglief. Mogelijk dat het niet een enkele soort maar meerdere soorten betreft.

© Joke Baardemans 2013

Bronnen: The Birds of Ancient Egypt, P. Houlihan; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt art. Poultry, P. Houlihan; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt art. Birds, P Houlihan