Hatsjepsoet (re)  en Thoetmosis III (li), Rode Kapel, KarnakGedurende de geschiedenis van het oude Egypte was een vorm van gedeeld koningschap min of meer een telkens terugkerend fenomeen.

Een jongere regent werd door een oudere partner wegwijs gemaakt of begeleid in zijn taken om het land te besturen. Gedurende een co-regentschap dragen beide farao's de volle verantwoordelijkheid voor het regeringsbeleid, wat tot uitdrukking komt in de titulatuur met de vijf namen en de (verschillende) regeringsjaren van de betreffende farao's. Een van de bekendste co-regentschappen betreft onder andere het co-regentschap van Hatsjepsoet en Thoetmosis III uit het Nieuwe Rijk, waarover al oneindig veel is geschreven.
Het co-regentschap was niet per definitie beperkt tot een vader-zoon partnerschap maar kon bijvoorbeeld ook andere leden van het koninklijke hof betreffen.
Deze duo-baan, het gezamenlijk regeren, heeft de wetenschappers voor heel wat vragen gesteld en zorgt tot op de dag van vandaag voor verwarring rondom de precieze dateringen van het koningschap. Zelf na grondig methodologisch feitenonderzoek blijven bepaalde feiten nog steeds multi-interpretabel. Het meest onweerlegbare bewijs voor een co-regentschap vormt een dubbele datum die kan worden toegeschreven aan de regeringsjaren van twee verschillende farao's. Doorgaans is het echter niet zo makkelijk om een co-regentschap vast te stellen.

oud-Egyptische kalenderDe basis voor dateringen in het oude Egypte werd gevormd door de burgerkalender: een jaar bestond uit 365 dagen uit 12 maanden die ieder 30 dagen telden. Een jaar telden drie seizoenen, achet (overstromingsseizoen), peret (groeiseizoen) en sjemoe (oogstseizoen). Daarnaast was er een aantal dagen dat toegevoegd werd aan de kalender, zodat met toch op 365 dagen uitkwam (epogemenale dagen). De regeringsjaren van een farao werd berekend aan de hand van de burgerkalender, maar begonnen op de dag dat hij de troon besteeg, dus niet perse op de Nieuwjaarsdag van de kalender (I Achet I). Indien er sprake is van een duidelijke jongere en oudere farao, dan werd voor datering inzake het gedeelde koningschap, de regeringsjaren van de oude farao aangehouden en dat liep uiteindelijk door tot aan zijn overlijden. Deze vorm van co-regentschap heeft het voor historici heel moeilijk gemaakt om juiste dateringen vast te stellen. Bij de andere vorm van co-regentschap begint de nieuwe farao zijn regeringsjaren te tellen zodra hij de troon betreedt, terwijl de oudere partner zijn eigen regeringsjaren door blijft tellen. Dit wordt gezien als een meer gelijkwaardig koningschap.
De discrepantie tussen de burgerjaren en de regeringsjaren werd opgelost door, een eveneens discutabel, synchronisatie van beide systemen gedurende het Middenrijk. Indien de farao overleed, of als hij een co-regent nam, dan bestond het eerste regeringsjaar van de nieuwe farao alleen uit een tussentijd vanaf de troonsbestijging tot aan het eerstvolgende Nieuwjaarsdag. Daarna begonnen burger- en de regeringsjaren op I Achet I, en werd het onderlinge verband tussen de jaren (en dat van de betreffende co-regentschapsjaren) gehandhaafd. Hoe dan ook, chronologische verwarring blijft bestaan. Mede doordat de feitelijke aanwijzingen multi-interpretabel zijn, blijft het aantonen van een co-regentschap een lastige aangelegenheid.

Een paar voorbeelden
In het Oude Rijk vond men in Hierankopolis de resten van twee koninklijke beelden waarvan men aanneemt dat zij ontworpen zijn om tegen elkaar aan geplaatst te worden. Het zijn de beelden van Pepi I en Antyemsaf (zou eveneens Merenra Antyemsaf kunnen zijn). Op basis hiervan wordt verondersteld dat dit mogelijk een co-regentschap aantoont. Echter, de reden waarom dit beeldenpaar op dergelijke wijze is vormgegeven blijft onduidelijk. Ook uit het Middenrijk zijn diverse voorbeelden waar een eventueel co-regentschap in beeld komt. Zo maakt een stèle in het RMO melding van het 44 regeringsjaar van Senwosret I en het 2e regeringsjaar van zijn zoon Amenhemhat II. Door velen wordt dit geïnterpreteerd als een co-regentschap, maar het kan ook verwijzen naar belangrijke data die voor de eigenaar van de stèle belangrijk waren. Het gedeelde koningschap van farao Hatsjepsoet en haar stiefzoon Thoetmosis III staat onmiskenbaar vast, maar hoe dit precies vorm heeft gekregen, is nog steeds een punt van discussie. Uit afbeeldingen en teksten wordt duidelijk dat Hatsjepsoet gedurende 22 jaar de meest dominante van de twee was.
Ook uit de periode van farao Achnaton (18e dynastie) is een reliëf terug gevonden op een talatatblok waarin twee farao's, althans de onderkant van beide farao's, voor de god Aton, staan afgebeeld. Of dit een bewijs van gedeeld koningschap is echter ook twijfelachtig. In het geval van Seti I en Ramses II zijn de aanwijzingen duidelijker. Op de monumenten van Ramses II wordt melding gemaakt van van een gedeeld koningschap. Echter, ook hier weer heeft meer recent onderzoek vragen doen rijzen over de interpretatie van deze vermeldingen.
De lange regeringsperiode van Ramses II heeft hoogstwaarschijnlijk het fenomeen van het co-regentschap tijdelijk onderbroken, want tot aan de Derde Tussenperiode waren ze schaars. Gedeeld koningschap floreerde weer gedurende de Derde Tussenperiode, maar weerspiegelt hier meer een gemeenschappelijke soevereiniteit tussen heersers die over diverse delen van het land regeerden. De farao's uit de 22e dynastie, Osorkon III en Takelot of Nectanebo I en Tachos uit de 23e dynastie hadden waarschijnlijk eveneens een gedeeld koningschap. Ook de Ptolemaeïsche Periode en de Romeinse Tijd kende talrijke co-regentschappen.

In religieus en politiek opzicht moet een gedeeld koningschap ingewikkeld zijn geweest. Immers het was afwijkend van de theocratische invulling van de functie. Twee plaatsvervangers van de god Horus is iets wat niet makkelijk lijkt te passen in het standaard religieus denken van de oude Egyptenaren. Toch lijkt het erop dat het een karakteristiek item was wat bij het Egyptisch koningschap hoorde. Kennelijk wogen de voordelen op tegen de nadelen en bewust gedeeld leiderschap had waarschijnlijk een pragmatisch karakter. Een soepele overgang van macht lijkt een van de drijfveren geweest te zijn. Niettemin wordt verondersteld dat een van de belangrijkste overwegingen was gelegen in het feit dat men verzekerd was van opvolging. De farao gaf op deze wijze een duidelijk signaal af zodat er geen discussies ontstonden. In alle redelijkheid kon niemand een farao tegenspreken die zijn opvolger immers al had aangewezen. Uiteraard hield dit in dat er in het geval van het ontbreken van een duidelijke opvolger de continuïteit van de opvolging in het geding was. Daarom zou aan een gedeeld koningschap logischerwijs de voorkeur zijn gegeven. De aanwezigheid van twee 'Zonen van Ra', van twee Horus-koningen was een feit dat niet gemakkelijk kon worden genegeerd.

© Joke Baardemans 2014

Bronnen: The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, art. Coregency, W. Murnane; Hatschepsut, the female pharao, J. Tyldesly; Encyclopedia of the Pharao's, D. Baker; oi.unchicago.edu, Studies Ancient Oriental Civilization. no.40/Ancient Egyptian Coregencies, W. Murnane