De oorsprong van lampen in de Oudheid dateert uit het 4e millennium v. Chr.
Er is aangetoond dat verschillende volkeren, verspreid over de hele wereld, al zeeschelpen en uitgeholde stenen gebruikten als lamp. Daaruit ontwikkelden zich allerlei vormen en variaties van schaal- en tuitlampjes. Ook in het oude Egypte was men al vroeg bekend met deze lampjes, hoewel men ervan uitgaat dat veel lampjes van aardewerk en steen gemaakt werden, omdat dit materiaal nu eenmaal volop voorradig was in het land. De eerste eenvoudige lampjes bevatten dus geen tuit. Het waren aardewerk of stenen kommetjes met een opstaande rand, die brandstof gemaakt uit plantaardig of dierlijk materiaal bevatten. Daarin dreef een pit gemaakt van gedroogd mos, riet of in elkaar gedraaide vezels. Dit soort lampjes blijkt vaak moeilijk te identificeren in het oude Egypte. Echter, goede analyse van afbeeldingen en hiëroglifische tekens, onder andere uit diverse Amarna graven lijkt erop te wijzen dat men destijds inderdaad al gebruik maakte van dergelijke lampjes.
De onderkant van de stok diende als handvat. Tevens kon met de in olie en vet gedrenkte doeken ook in speciale rituele houders. Later kwamen er toortsen in gebruik die waren voorzien van een ruitvormige klomp vet dat rond de bovenkant van een stok was bevestigd.
Veel lampjes hadden een praktische functie en waren onmisbaar in het dagelijks leven. Lampen konden echter ook een rituele functie hebben. Zij werden gebruikt bij begrafenisrituelen en allerlei religieuze festivals. Sommige lampen zijn prachtig gedecoreerd met bijvoorbeeld het anch-teken en afbeeldingen van de god Hapy. Bekende voorbeelden komen uit het graf van Toetanchamon waarin men prachtige exemplaren heeft aangetroffen.
© Joke Baardemans 2018
Bronnen: Textiles, G. Vogelsang-Eastwood in Ancient Egyptian Materials and Technology, P. Nicholson en I. Shaw; The lamps of Ancient Egypt, F. Robins; Facklen und Kerzen, H. Fischer in Lexicon der Ägyptologie; Studies in Ancient Technology, J. Forbes; The Tombes in Ancient Egypt, A. Dodson, S. Ikram