Omdat het sterftecijfer onder pasgeborenen in het Oude Egypte erg hoog was werden baby's de eerste momenten en dagen na de geboorte nauwkeurig in de gaten gehouden.
Nadat ze waren gewassen en verzorgd werden ze in een soort stenen wieg gelegd. Men controleerde het kind regelmatig en probeerde kracht en weerstand in te schatten. Tevens nam men symbolische en medische voorzorgsmaatregelen om de kinderen tegen ziektes te beschermen. Desondanks overleefden tussen de 20- 50% van de pasgeborenen het eerste jaar niet. Met name de eerste drie jaren werd gezien als de meest kritieke periode inzake overleving en ontwikkeling.
De baby kon rekenen op de toegewijde zorg van de directe familieleden. Om het kind te beschermen tegen kwade, aardse en ook goddelijke invloeden, maakte men persoonlijke, beschermende amuletten die het kind bij zich droeg, dikwijls van de zwangerschaps- en geboortegodin Taweret. Ook de moeder droeg amuletten, voorzien van magische spreuken en formules, met name om zich van goede borstvoeding te verzekeren. Voeding vormde uiteraard een cruciaal element voor overleving en ontwikkeling van het kind. Men besteedde daarom ook veel aandacht aan de hoeveelheid en kwaliteit van de moedermelk. De gezondheid van de moeder was bepalend voor goede melk en dus ook voor de gezondheid van de baby. De oude Egyptenaren hadden daarom ook allerlei middeltjes en trucjes om de gezondheid in stand te houden, te stimuleren en te bewaken. Een van de gebruiksvoorwerpen was een hol vrouwen figuurtje waarin men, via een opening in het hoofd, melk van een gezonde moeder goot. De melk liep middels gaatjes in de open tepels weer naar buiten. Het zien van dit proces zou een stimulerende werking hebben op de aanmaak van moedermelk (Ebers Papyri).
Volgens Ebers kon men aan de geur van de melk ook bepalen of de melk goed was of niet. Slechte melk zou naar vis ruiken en goede melk naar een tijgernoot (vrucht van een grasachtig gewas).
Normaal gesproken droeg de moeder de hele dag het kind in een draagdoek bij zich. Zo kon zij het ook gemakkelijk voeden. Vele beelden en afbeeldingen op reliëfs laten de moeder zien, zittend op de grond en het kind voedend. Ook kennen we de Isis-lactans afbeeldingen. De godin Isis geeft hierbij de borst aan haar zoon Horus of de farao.
Bij onvoldoende moedermelk maakte men ook gebruik van voedsters, met name in welgestelde gezinnen. De vele goddelijke afbeeldingen van voedsters benadrukte het respect wat men had voor de voedsters. Zo ook in het heiligdom van Hathor in Deir el-Bahri waar de voedster van Hatsjepsoet werd vereerd.
Indien de ontwikkeling van een pasgeborene uitbleef door het weigeren van de borst gaf men als laatste redmiddel vette melk van de koe. Er zijn afbeeldingen van mannelijke, koninklijke kinderen die aan de uiers van de goddelijke Hathor koe zuigen. Afbeeldingen laten ook holle koehorens of anthropormorpische vazen zien in de gedaante van een vrouw of godin. Deze werden gevuld met koemelk en men vermoed dat zij als een soort zuigfles dienst deden.
Naamgeving was ook een belangrijk aspect na de geboorte. Geen naam betekende dat je niet echt bestond, het eeuwig leven kwam hierdoor in gevaar. Een naam was dus essentieel. Rondom de geboorte vonden rituelen plaats ter bescherming van het nieuwe leven. In de mammisi of geboortehuizen, een kleine tempel, vaak verbonden aan een grotere, vonden eveneens geboorterituelen plaats. Men vierde hier de geboorte van een god, vaak vereenzelvigd met de farao. De mammisi waren echter niet bestemd voor de gewone man. Het betreden van de geboortetempels was alleen aan priesters voorbehouden.
© 2012 Joke Baardemans
Bron: Medicine in the days of the Pharaohs, B. Halioua wn B. Ziskind; Ancient Egyptian Medicine, M.Faiad