
Al in de graven uit de Badaricultuur (4750 tot 4400 voor Christus ) zijn restanten van brood aangetroffen. Graan was normaliter ruimschoots voorhanden in de vruchtbare gebieden rondom de Nijl. Het bevat essentiële voedingsvezels, mineralen en vitaminen. Brood werd door rijk en arm gegeten, behoorde tot de dagelijkse dis en was onderdeel van iedere maaltijd. Brood speelde dus een belangrijke rol in zowel het leven alsook rondom de dood. Vanwege de rituele impact treffen we daarom veel afbeeldingen in relatie met brood aan in tempels en graven. Ook diverse houten modellen, die zo kenmerkend zijn voor het Middenrijk, brengen broodproductie in beeld. Samen met de vele teksten over brood, kunnen we ons een aardig beeld vormen over broodproductie, consumptie en alles wat daarmee samenhangt.
Het cultiveren van een stuk land dat geschikt was voor graanproductie was de eerste stap op weg naar het maken van brood. Er werd geploegd met een ploeg die was vastgebonden aan de horens van vee, meestal een koe. Dikwijls werd de koe begeleid door een kind met een stok. Indien er geen vee voorhanden was, ploegde men handmatig of men leende vee van iemand anders. Handmatig ploegen was een zwaar karwei. Men stond dus voortdurend gebogen, wat een aanslag was op lijf en leden. Gelijk na het ploegen werd het land ingezaaid. De zaaier liep heen en weer over het veld. Hij had een zak met zaaigoed bij zich of droeg om zijn nek een geweven mand met zaaigoed.

De oogst vond plaats voordat het overstromingsseizoen (achet) zijn intrede deed, zo rond mei/juni, nadat door waarnemers en schrijvers de exacte grootte van het stuk grond was vastgesteld. Zij bepaalden daarmee hoeveel belasting, in de vorm van graan, de staat zou innen.
De aren werden met vuurstenen sikkels afgesneden door de mannen. De vrouwen volgden om ze op te rapen en in rieten manden te doen. Door ezels werd de oogst vervolgens naar de dorsvloer getransporteerd. In plaats van ezels werd het vervoer soms ook door de arbeiders gedaan door middel van een zak die was bevestigd aan een houten frame, verbonden aan een circa 5 meter lange stok.
Voor het scheiden van het graan van de rijpe aar schakelde men vee in dat over de dorsvloer werd gedreven. Het kwam ook voor dat de arbeiders met stokken het graan uit de aren sloegen. Het stro werd met bezems weggeveegd en gebruikte men soms later voor de productie van bakstenen. Het graan gooide men in de lucht waardoor de vliesjes (het kaf) wegwaaiden door de wind. Vanuit het Oude Rijk bestaan nog afbeeldingen dat voor deze taak soms ook een (grofmazige) zeef werd gebruikt.
Emmertarwe, een van de eerste graansoorten die volop groeide in het oude Egypte, vergde nog een speciale behandeling omdat de vliesjes hiervan moeilijk te verwijderen waren. Men bevochtigde de aren en stampte het graan met houten stampers in hoge aardewerk potten. Het water maakte de aren soepel waardoor de graankorrels van het kaf loskwam zonder de korrel verder te beschadigen. Dit was overwegend mannenwerk. Het graan werd uitgespreid om in de zon te drogen. Overgebleven vliesjes werden handmatig verwijderd.
Arbeiders klommen met een mand graan op hun schouder een trapje op naar de bovenkant van een silo. Deze waren zorgvuldig bepleisterd en bevatten een smalle opening waardoor het graan naar binnen werd gegooid. Totdat men het nodig had werd het in de silo’s bewaard. Door middel van een deurtje onderaan kon men het graan er weer uit halen. Dergelijke taferelen is meermalen in graven en tempels afgebeeld. Het zal duidelijk zijn dat de silo’s een eldorado waren voor insecten en muizen.
Voor de productie van brooddeeg werd het graan vermalen. Het malen gebeurde op platte stenen. Tot aan het Middenrijk maalde men het graan vaak knielend op de grond in een daarvoor bestemde maalsteen. Een zware dagelijkse klus die aan vrouwen werd toebedeeld. Later werd de maalsteen op een verhoging geplaatst wat de klus iets minder belastend maakte. Het meel werd vervolgens weer gezeefd, maar desondanks bevatte dat vaak kleine steentjes en zand vanwege de grofmazige zeef en de gebrekkige kwaliteit van de maalsteen. Verondersteld wordt dat deze steentjes en het zand ook de oorzaak van gebitsslijtage en tandproblemen waren, zoals later uit veel mummieonderzoek is gebleken.

© Joke Baardemans 2021
Bronnen: The Instruction of Amenemope, M. Lichtheim, Ancient Egyptian Literature, Volume II, p. Investigation of Ancient Egyptian Baking and brewing Methods by Correlative Microscopy, D. Samuel; Ancient Egypt, Anatomy of a Civilisation, B. Kemp; Brewing and Baking, D. Samuel in Ancient Egyptian materials and technology; Farming, A. Dolinger