In de Egyptische kunst werden allerlei natuurlijke materialen aangewend om de meest mooie voorwerpen te maken.
Zo ook ivoor, een compact materiaal met een fijne textuur. De soorten ivoor die in het oude Egypte werden verwerkt zijn afkomstig van de (slag)tanden van olifanten en nijlpaarden. Door de fijne textuur was het ideaal om er in te graveren. Ook was het geschikt om er dunne plakjes vanaf te halen, die als fineer gebruikt konden worden of als inleg voor onder andere meubels en kistjes.
Ivoor werd gedurende de hele dynastieke periode verwerkt. Veel van de Vroegdynastieke, ivoren voorwerpen blijken van nijlpaardtanden te zijn gemaakt. Kuddes nijlpaarden die het gewas verslonden vormden voor de oude Egyptenaren een doelwit waarop werd gejaagd. In de graven van de edelen zijn veel van dit soort scenes opgetekend. De tanden van nijlpaarden waren derhalve altijd ruimschoots voorradig.
Het ivoor dat van olifanten werd gebruikt, was in een enkel geval afkomstig uit Azië, maar doorgaans werd het vanuit Nubië geïmporteerd. Opper-Nubia was vooral in het Nieuwe Rijk een hoofdleverancier van ivoor. Uit bronnen blijkt dat vooral tijdens het bewind van Amenhotep III de aanvoer van het materiaal een hoogtepunt bereikte. Vanaf de Derde Tussenperiode tot en met de Romeinse Tijd werden er aanmerkelijk minder ivoren voorwerpen geproduceerd. Deze productieafname zou mogelijk verklaard kunnen worden door een afname in aanvoer van het ivoor of door veranderingen in de begrafenisgewoontes. Alleen in de Ptolemaeïsche Periode schijnt er een opleving te zijn geweest in de productie. Bronnen tonen aan dat de Ptolemeën het ivoor uit het Koesjitische koninkrijk van Meroë en uit India liet komen. Zij importeerden niet alleen het ivoor, maar ook de olifanten zelf.
Ivoor kende een grote toepasbaarheid. In het algemeen werden er voornamelijk kleinere voorwerpen van gemaakt zoals speelstukken voor bordspelen, cosmetische lepels of onderdelen daarvan, juwelen, kammen, onderdelen voor meubels en delen van beelden. Ook zijn er enkele grote objectenbekend, zoals bijvoorbeeld de hoofdsteun van Toetanchamon. Door de natuurlijke gebogen vormgeving was ivoor perfect voor het maken van voorwerpen die rondingen behoeften.
De onderste hoektanden van een nijlpaard werden vaak verwerkt tot kleppers waar muzikanten vaak mee staan afgebeeld in de graven. Hiertoe werden de tanden ontdaan van het email en in tweeën gesplitst. Ook werden van deze hoektanden magische messen gemaakt, vooral populair gedurende het Middenrijk. De snijtanden die een meer rechte vormgeving hadden, waren meer geschikt om cosmetische voorwerpen van te maken. Bekend zijn de prachtige ivoren kohlpotjes, de handvatten van spiegels en talrijke andere objecten. Er zijn ook voorbeelden van mooi ingelegde kistjes. Soms werd het gehele oppervlak van een kistje versierd met geometrische figuren, gemaakt van ivoor. Meer gebruikelijk was het om het ivoor als fineer en inleggen te gebruiken in combinatie met ebbenhout of cederhout.
De techniek om ivoor te bewerken was in de kern hetzelfde als voor hout. Speciale ambachtslieden werden belast met het maken van de voorwerpen. Er is aangetoond dat er in het oude Egypte speciale werkplaatsen bestonden voor de verwerking van het materiaal, met name in de Thebaanse regio. Grafschilderingen tonen ambachtslieden die werkzaam zijn in een speciale werkplaats voor ivoorverwerking. Een voorbeeld hiervan is te vinden in TT 86, het graf van Mencheperraseneb uit de 18e dynastie. De werktuigen die hierbij worden gebruikt zijn doorgaans hetzelfde als bij houtbewerking: messen, zagen, beitels en boren.
© Joke Baardemans 2016
herzien 2019
Bronnen: Ivory, bone and related wind finds, W. Olch Stern; Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, Ivory, R. Morkot: Principles of Egyptian Art, H. Schäfer; Domestic Ritual Practisis, A. Stevens