De kronen van de farao's bestaan uit 10 basistypen waarop talrijke variaties mogelijk zijn.
De meest voorkomende kronen zijn de witte kroon (Hdt) van Boven-Egypte en de rode kroon (dSrt) van Beneden-Egypte. Beiden werden geassocieerd met het koningschap van Beide Landen en zijn al bekend vanaf de Predynastieke Periode. Zij worden genoemd in de Piramidenteksten waar zij worden vergeleken met het lichtgevende karakter van hemellichamen. Het materiaal waaruit deze kronen werden vervaardigd is niet bekend. Men suggereert dat het van leer kan zijn, maar er is nooit een exemplaar teruggevonden. De witte kroon is een langwerpig, conisch toelopende muts, eindigend in een bolling. De rode kroon heeft een platte basis die hoog doorloopt aan de achterkant en beschikt over een spiraalvormige krul aan de voorkant. Mogelijk dat deze krul ook iets te maken heeft met het zuigorgaan van een bij. De kroon wordt niet alleen dSrt genoemd maar ook bit, wat 'bij' betekent.
Vanaf de tijd van farao Thoetmoses IV worden de kronen gecombineerd met de nemes-hoofddoek. De nemes-hoofddoek is een gestreepte hoofdtooi die de schouders en de nek bedekt. De nemes werd gedurende de Vroegdynastieke Periode en het Oude Rijk door farao's gedragen. Vanaf de 18e dynastie wordt de hoofddoek meestal gedragen in combinatie met ander kronen. De nemes-doek wordt geassocieerd met de zonsopgang en wedergeboorte. Nauw verwant is de khat of afnet. Dit is ook een hoofddoek, echter zonder strepen. Overblijfselen van een khat zijn onder andere gevonden op de mummie van Toetanchamon. Beide doeken worden geassocieerd met wedergeboorte en de nachtelijke hemelreis.
De kroon die het koningschap over heel Egypte symboliseerde was de dubbele kroon (sxmtj). Deze kroon werd al afgebeeld tijdens de 1e dynastie en beschreven in de Piramideteksten. Een andere gecombineerde kroon was de atef-kroon (Atf) die dateert uit de 5e dynastie. Deze kroon heeft de vorm van de witte kroon, is gemaakt van plantenstengels en wordt geflankeerd door twee struisvogelveren. Doorgaans wordt de kroon op een pruik gedragen en versierd met een eenvoudige diadeem en ramshoorns. Vanaf het Middenrijk kwamen daar de zonneschijf en de uraeus bij. Het woord atef betekent 'zijn macht' of 'zijn verschrikking' en werd geassocieerd met de goden Osiris en Herishef. De kroon werd ook gedragen door Horus en Ra in een van de vele verschijningsvormen. Van de tijd van farao Thoetmoses III verving de ished (een vrucht van een mythische boom) de zonneschijf die zich normaal gesproken aan de bovenkant op de kroon bevond. Een andere variant was de driedubbele atef-kroon (hmhm) die voor het eerst verscheen gedurende de Amarna Tijd, maar het meest werd weergegeven tijdens de Ptolemaeïsche Periode. De farao die de atef-kroon droeg, kon worden geassocieerd met de zonnegod en de wedergeboorte.
Vanaf de 4e dynastie, gedurende de regeringsjaren van farao Snofroe, komt ook de dubbele verenkroon (Swtj) op, een kroon die bestaat uit twee grote struisvogel- of valkenveren. De goddelijke variant wordt pas in de 6e dynastie genoemd, in relatie tot de god Anedjti. Vaak werd de kroon gecombineerd met ramshoorns en vanaf het Nieuwe Rijk versierd met de uraeus en de zonneschijf. Verondersteld wordt dat de dubbele verenkroon gebruikt werd bij rites rondom de kroning.
Tijdens het Oude Rijk duikt de Koesjitische kap op, doorgaans in blauw, wit en goud afgebeeld. Uit deze kap is waarschijnlijk in de Tweede Tussenperiode de blauwe kap (xprS) ontstaan. Deze kapkroon die in blauw en soms in zwart werd weergegeven, was versierd met een diadeem en een uraeus. Hoewel deze kroon vaak in oorlogssituaties tijdens het Nieuwe Rijk werd gedragen en ook wel de blauwe oorlogskroon wordt genoemd had de kroon tevens een ceremonieel doel. Amenhotep III is de eerste die met een dergelijke kroon is afgebeeld.
De Amonkroon, een kroon met een platte basis en voorzien van een paar grote veren, was typisch een kroon voor de god Amon, maar kon ook door de farao worden gebruikt. Het associeerde hem met Amon en gaf aan hoe de farao protectie genoot van deze god. Vanaf de regering van Montoehotep I werd Amon de belangrijkste god van het pantheon en werd deze kroon Hnw genoemd. De verhoogde basis van de krooon werd ook wel door farao's gedragen, maar vaker nog door koninginnen uit de 18 dynastie. De kroon kan soms zijn gedecoreerd met hoorns, zonneschijf en uraeus.
De sesjet-diadeem (sSd of mDH) is waargenomen vanaf de regering van farao Snofroe en werd al genoemd in de Piramidenteksten. De voornaamste functie was het dragen van de uraeus. De diadeem werd gedragen over een korte pruik. Indien hij gecombineerd was met de atef-kroon werd hij rechtstreeks op de kroon gedragen. De gouden of zilveren diademen werden met edelstenen en gekleurd glas ingelegd. Er zijn een paar exemplaren overgebleven. Een ervan is teruggevonden in het graf van Toetanchamon.
© 2013 Joke Baardemans
Bronnen: The crowns of Pharaoh: their development and signifiance in Ancient Egyptian kingship, S. Collier; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt. K. Goebs; People of the Pharaohs H. Wilson; De geheimen van het oude Egypte, L. Oakes & L. Gahlin; Het Oude Egypte, T. Wilkinson; Mehen, Essays over het oude Egypte, art. Het uitvloeisel van het oog van Ra, J. Koek-Lexikon der Ägyptologie. J. Leclant
witte kroon, rode kroon, nemes-hoofdoek, dubbele kroon, atef-kroon, hemhem-kroon,dubbele verenkroon, blauwe kap, Amon-kroon, sesjet-diadeem