Chnoem is de god met de ramskop. Hij werd gezien als de schepper van het leven en werd geassocieerd met de Nijl, in het bijzonder met het eerste cataract.
De Egyptenaren veronderstelden dat hij de overstroming van de Nijl controleerde. Zijn betrokkenheid bij de Nijl met zijn vruchtbare modder heeft er mogelijk toe bijgedragen dat hij als de pottenbakker werd gezien, een pottenbakker die op zijn pottenbakkersschijf vorm gaf aan alle levende dingen.
Chnoem werd gelijkgesteld aan de ba van alle levende wezens. De ba-ziel is het aspect dat het individu uniek maakt en is verwant aan het moderne begrip persoonlijkheid, het vertegenwoordigt het menselijk bewustzijn. De ba speelde een rol in het Egyptische dodenrijk. Chnoem werd gezien als de ba van de zonnegod Ra, een belangrijke godheid uit het dodenrijk. Dit is ook te zien op de afbeeldingen uit het dodenrijk. Ra wordt hier weergegeven als een persoon met een ramskop. Chnoem zelf wordt soms Chnoem-Ra genoemd. Op dezelfde manier werd Chnoem gelieerd aan Osiris en Geb en in Esna met zowel met de leeuwengod Menhyt als ook met de godin Neith. De godin Neith was de moeder van Sobek, de hoofdgod van de krokodillen. Waarschijnlijk vanwege dit aspect en vanwege zijn verwantschap met de Nijl werd Chnoem ook wel de Heer van de Krokodillen genoemd. Aardig om te weten is dat het huidige Arabische woord voor ram waarschijnlijk ook is afgeleid van Chnoem.
Chnoem wordt het meest als een mens met een ramskop weergegeven. Doorgaans draagt hij een korte schort en een lange, driedelige pruik. Oorspronkelijk werd hij afgebeeld met golvende horizontale horens zoals bij de Ovis Longipes, het eerste gefokte schaap in Egypte, later met de gebogen, korte horens van de Ovis Platyra, de zogenaamde Amon-ram.
Chnoem wordt ook wel de hooggevederde genoemd. Op het hoofd heeft hij twee grote veren of hij draagt de gevederde Atefkroon. Ook ziet men hem met de witte kroon van Boven Egypte. Toch is de pottenbakkersschijf het meest kenmerkende attribuut waarmee hij wordt weergegeven. Dit wordt gezien als een benadrukking van zijn scheppingskracht. Meestal is hij bezig met het kleien van een kind.
Als zoömorf, een dierlijke verschijningsvorm, ziet men Chnoem als lopende ram ook op amuletten en pectoralen oftewel borstdecoraties. Zonder inscriptie is Chnoem dan zeer moeilijk te onderscheiden van andere ramsgoden zoals bijvoorbeeld Heryshef.
Door zijn scheppingskracht werd Chnoem wijdverspreid vereerd en werd hij in verband gebracht met geboorte en vruchtbaarheid.
Elefantine, een plaats in de buurt van Aswan, was de hoofdcultusplaats voor Chnoem. Hier werd hij al tijdens de eerste dynastieën aanbeden. Met Anoekis en Satis vormde hij een triade, een groep van drie godheden.
De best bewaarde Chnoemtempel gewijd aan Chnoem, Heka en Neith is te vinden in Esna, ten zuiden van Luxor, hoewel die ook maar deels de tand des tijds heeft doorstaan. Toch geven de bewaarde inscripties veel informatie over Chnoem en zijn cultus. De inscripties bevatten onder andere de scheppingsmythe van Elefantine.
In de nabije omgeving van de tempel zijn ook gemummificeerde rammen gewijd aan deze godheid aangetroffen in stenen sarcofagen.
Als ba van Osiris en Geb werd Chnoem ook in diverse andere plaatsen vereerd, zoals in Herwer en Shas-Hotep vlakbij Assioet.
Een stèle op het Sehel-eiland, vlakbij het eerste cataract, de zogenaamde Famine-stèle, bevat een oproep tot Chnoem ten tijde van het watergebrek na een lange periode van droogte. Deze mythologische inscriptie dateert uit de Ptolomeïsche tijd en vertoont overeenkomsten met het verhaal van de vette en magere jaren in de Hebreeuwse Bijbel. Het is echter een vervalsing van een tekst die dateert uit de derde dynastie van koning Djoser.
© 2012 Joke Baardemans
Bron: Reading Egyptian Art, R. Wilkinson; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, P.O'Rourke; The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt, R Wilkinson.