Binnen de iconologie van het oude Egypte zijn dieren, in allerlei vormen, niet weg te denken.
Dikwijls zijn zij verbonden aan een religieuze symboliek. Zo ook de mestkever, om precies te zijn de grote mestkever (Scarabaeus sacer). De oude Egyptenaren waren goede observanten van de natuur en zagen dat deze kevers een bijzondere gewoonte hadden. Ze maken namelijk mestballetjes, rollen die met de achterpoten voort en graven tunnels waarin de balletjes worden gedeponeerd. De mestballetjes dienen als voer voor de larven van de mestkevers. Het is echter een misvatting dat in deze balletjes ook de larveneitjes worden gelegd. Die worden namelijk in een apart, peervormig balletje gelegd. De ronde balletjes dienen dus slechts als een voedselvoorraad, zij worden door de mannetjeskevers gemaakt. De peervormige balletjes zijn het werk van de vrouwtjes. Zij maakt eerst het ondergrondse tunnelstelsel voorzien van een kamertje aan het einde van het complex, waarin zij het ronde mestballetje deponeert en maakt daarna pas het peervormige balletje. In het smalle deel maakt zij een gaatje waarin zij het larveneitje legt en legt dit bij het andere balletje in de 'kraamkamer'.
Dan sluit zij het tunnelstelsel. Wanneer de larve uit het eitje komt, voedt het zichzelf met de mestvoorraad en graaft zich dan dieper het stelsel in. Daar wordt een nieuw kamertje gemaakt en verandert de larve in een pop. Deze voedt zich met plantenwortels. Na twee tot drie weken komt de jonge kever dan weer bovengronds.
Met het bovenstaande verhaal in gedachten is het niet verwonderlijk dat de oude Egyptenaren de mestkever verbonden aan wedergeboorte, regeneratie. Zij beschouwden hem als een vorm van de zonnegod, de god Ra. Deze vorm van Ra werd de god Chepri genoemd. De naam van Chepri betekent ontwikkelen of in wording zijn en deze kever was dan ook op een bepaalde manier verbonden aan Heliopolitaanse cultus van de zon. Chepri vertegenwoordigde de opkomende zon aan de oostelijke horizon, voortkomend uit het lichaam van de godin Noet. Hij zou iedere avond worden verzwolgen door haar lichaam, waardoor hij moest reizen om weer te kunnen herrijzen bij dageraad. Chepri was niet alleen verbonden met de god Ra, maar ook aan de god Osiris, de god van het dodenrijk en aan de scheppergod Atoem.
Chepri wordt op diverse manier afgebeeld. Hij kan de gewone vorm van een zwarte kever hebben, maar wordt ook blauw geschilderd. Daarnaast wordt er lapiz lazuli gebruikt als inlegwerk. De blauwe kleur zou hem met de hemel associëren. Het kan zijn dat Chepri zonder attributen is afgebeeld, maar ook terwijl hij de zonneschijf met de voorpoten voortduwt. In tegenstelling tot het feit dat de mestkevers de mestballetjes met de achterpoten voortbewegen, gaven de oude Egyptenaren er de voorkeur aan Chepri de zonneschijf met de voorpoten te laten voortbewegen. Op vignetten en papyri wordt Chepri ook wel op een boot afgebeeld terwijl deze door de god Noen omhoog wordt gehouden. Soms was het lijf van de kever verbonden met dat van andere schepsels, zoals de valk of de gier, waarbij het lijf van de kever een geheel werd met de poten, staart en vleugels. We zien Chepri ook weleens met de atef-kroon van Osiris om de zon en het hiernamaals in een afbeelding te verenigen. In menselijke gedaante zien we Chepri met het lijf van een man waarbij het hoofd de vorm van een kever heeft. Atoem-Chepri is een samengaan van de twee godheden: de scheppergod en de god van de opkomende zon. De god is dan afgebeeld met de kop van een ram op het lijf van de mestkever.
Chepri had geen eigen cultuscentrum. Toch zijn er wel grote beelden van hem aangetroffen zoals in de tempel van Karnak. Verondersteld wordt dat hij als onderdeel van de zonnecyclus mogelijk ook symbolisch verbonden was aan de architectuur van de tempels. Gedacht wordt dat ook de Oude Rijks mastaba's, met de verticale en horizontale schacht en de mummie, geassocieerd werden aan het tunnelsysteem en het pop-stadium van de mestkever.
Natuurlijk zijn ook de vele scarabeeën uit de oud-Egyptische kunst niet weg te denken. Deze bestonden uit kleine amuletten die al in de 5e dynastie verschenen en de scarabeeën die als zegels werden gebruikt. De laatsten verschenen gedurende de Eerste Tussenperiode en werden vooral vanaf het Middenrijk massaal geproduceerd. Aan de onderkant waren deze exemplaren voorzien van naam en titel van de eigenaren of koningen en gebruikt ter bescherming en als herinneringsembleem. Heel bekend zijn ook de zogenaamde hartscarabeeën, die op de mummie werden geplaatst en de scaraboïden, fusies van de kever met andere schepsels.
Ondanks het feit dat Chepri geen eigen cultuscentrum had, was hij toch een door het hele land vereerde godheid, nauw verbonden aan schepping en regeneratie.
© Joke Baardemans 2016
Bronnen: Beetles in stone: The Egyptian Scarab, W. Ward; The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt, R. Wilkinson; Reading Egyptian Art, R.Wilkinson