De god Noen werd beschouwd als een scheppergod.
Hij vertegenwoordigde het begin van het leven, de schepping en het oerwater van waaruit hij als zonnegod verrees. Het concept van het oerwater ligt ten grondslag aan alle Egyptische scheppingingsmythes en is verbonden met alle goden. Niet voor niets wordt Noen daarom aangeduid met 'Vader der Goden'. Hij vormde een belangrijk deel van de kosmos evenals andere leden uit de groep van acht goden (ogdeade) waartoe hij behoorde. De groep was verbonden aan de scheppingsmythe van Hermopolis. Zijn vrouwelijke tegenhanger was Naunet, die ook met het element water werd geassocieerd. Uit Noen, oftewel het oerwater, zou ook Atoem zijn verrezen, een scheppergod die aan het hoofd stond van de negen goden van Heliopolis (enneade).
Noen was het onzichtbare en zijn bestaan werd gezien als iets wat oneindig is of iets wat alles overstijgt. Hij werd ook wel de verborgene genoemd. De verborgen ofwel de afgelegen wateren die hij vertegenwoordigde en de relatie met de wereld die tot uitdrukking wordt gebracht doordat de ongeborenen en de verdoemden in het hiernamaals naar dit gebied werden gezonden. Ook het aardse water werd met Noen aangeduid zoals de Nijl, het grondwater en het water in de heilige meren bij tempels.
Noen lijkt meer een concept te zijn dan een echte godheid, zoals ook blijkt uit de manier waarop hij bijvoorbeeld wordt beschreven in het Amdoeat, een van de dodenboeken. Hier bereikt de zonnegod in het zesde uur van de nacht het diepste punt van de onderwereld. Dit is een ruimte, met water gevuld. Deze ruimte wordt omschreven met Noen en lijkt niet zozeer een persoon als wel een concept te zijn.
In relatie tot scheppingsverhalen en de wedergeboorte van de zon werd Noen menselijk afgebeeld als een grote man die een boot optilt. Hij draagt een driedelige pruik en de gekromde baard die zo kenmerkend is voor een god. Op deze manier verheft hij de zon naar de horizon waar deze, iedere dag opnieuw, tot leven komt. We zien dit soort afbeeldingen als vignetten terug in speciale dodenboekpapyri. In het Nieuwe Rijk verschijnen dit soort afbeeldingen op de muren in graven. Deze afbeeldingen waren duidelijk bedoeld als verwijzingen naar de schepping en de wedergeboorte na de dood. Een andere manier waarop Noen werd uitgebeeld is in de tempelarchitectuur. De kalkstenen omheiningen van tempels hadden een gegolfd uiterlijk. Men denkt dat dit ook een verwijzing moest voorstellen naar het oerwater Noen.
Noen kon, als lid van de ogdeade van Hermopolis, half dierlijk, half menselijk, als man met een kikkerkop worden afgebeeld.
Hoewel Noen overal vertegenwoordigd was, kende hij geen eigen cultuscentrum. De god verbeeldt slechts een specifiek aspect van de kosmos en er waren geen tempels, priesters of religieuze gebeurtenissen verbonden aan deze godheid. Wel reinigden priesters zich in de heilige meren waardoor zij symbolisch verrezen uit de waters van Noen.
Noen kende positieve en negatieve krachten. Het waren de negatieve krachten die in de Late Tijd bepalend waren voor de betekenis van de godheid. Het woord Noen werd in de loop der tijd meer en meer geassocieerd met de diepte van het water, wat uiteindelijk met ondergang werd geassocieerd. Het betekende dat hij de verering die hem gedurende vele jaren ten deel was gevallen, verloor en dat bracht hem in een situatie waarin hij slechts met chaos en kwade krachten werd geassocieerd. Het lijkt er dus op dat aan deze uiteindelijke negatieve status een gewijzigde, linguïstische interpretatie ten grondslag lag.
© Joke Baardemans 2016
Bronnen: The Complete Gods and Goddesses of Ancient Egypt, R Wilkinson; Nun, Lexicon der Ägyptologie; Nun, D. McBride, the Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt; The Ancient Books of the Afterlife, E. Hornung