Tichelstenen omheinig bij tempel van Dendera, foto: Petra LetherNiet alleen de binnenkant van een tempel was belangrijk maar ook de entree vormde onderdeel van het heiligdom en werd met zorg aangekleed. Het tempeldomein was doorgaans omgeven door een tichelstenen omheining (temenos).

Deze constructie werd gebouwd over een framewerk dat uit houten balken en rieten matten bestond. Deze bouw was met name vanaf het Nieuwe Rijk gebruikelijk.
De tempel was normaal gesproken oost-west georiënteerd en de ingang bevond zich aan de oostkant, de kant van de opkomende zon. Soms had de tempel ook meerdere toegangen zoals bij de Grote Tempel van Karnak het geval was.
Het vervoer van materialen, met name de grote steenmassa's, vond grotendeels plaats over water. Een tempel was daarom dikwijls dichtbij de Nijl gelegen, of bij een kanaal dat met de rivier was verbonden. Aanlegplaatsen en kades vormden de verbinding met de tempel. De kade was de plek waar processies startten en de afbeeldingen van de godheden over werden vervoerd. Het was de plek waar de goden werden begroet door het gewone volk, vertegenwoordigers van de tempel en soms ook door leden van het koninklijk hof.
Sfinxenalee bij tempel Karnak, foto: J. BaardemansDeze processieweg (causeway) leidde vanaf de aanlegplaats direct naar de hoofdtoegang tot de tempel. De weg was dikwijls gedecoreerd met sculpturen aan weerszijden van de route, meestal sfinxen. De sfinxen stonden in lange rijen opgesteld, zoals bijvoorbeeld bij de Grote Tempel van Amon in Karnak. Zij kenmerkten de toegang tot de tempel en hadden een beschermende functie. Een kleine afbeelding van de farao werd dikwijls tussen de klauwen van het beest geplaatst.
Er waren ook wegen die de tempel verbonden met een andere tempel in de omgeving. Zo kennen we de processieweg die de tempel van Karnak verbond met de tempel van Luxor, een afstand van ongeveer 2 kilometer. Onderweg had men rustplekken gecreëerd. Kleine gebouwen die doorgaans niet meer bevatten dan een altaar-achtige verhoging, waarop de bark of de afbeelding van de godheid kon worden gezet.

Obelisken zijn een van de meest kenmerkende monumenten van het oude Egypte. Zij hoorden ook bij de tempels en verschenen waarschijnlijk voor het eerst tijdens de zonnecultus van Heliopolis. Zij werden, meestal in paren, opgesteld voor de tempelingang. Soms werden zij opgenomen in de tempel als het tempeldomein groeide en men de tempel ging uitbreiden. Obelisken waren een gift aan de goden en zij fungeerden als herdenkingsmonument inzake koninklijke jubilea, overwinningen en bijzondere gebeurtenissen.
De grote kolosbeelden van de farao's die op sommige plekken voor de tempels verrezen, hadden buiten een beschermende functie, ook nog ten doel om de onafscheidelijke relatie tussen de farao en de goden te benadrukken. Zij waren over het algemeen makkelijk te bereiken voor de mensen of opgesteld op plekken die bij speciale gelegenheden toegankelijk waren. De grootste kolossen die zijn gemaakt zijn de Memnon kolossen, opgericht aan de buitenkant van de dodentempel van Amenhotep III in Thebe.
Pylonen van de tempel van Edfoe, foto: J. BaardemansDe pylonen vormden een onlosmakelijk deel van de entree van de tempel. Het zijn imposante, architectonische en religieuze bouwwerken. Naar wordt verondersteld zijn de pylonen al in het Oude Rijk ontwikkeld, maar zijn eigenlijk in het Middenrijk pas daadwerkelijk geïntegreerd in de tempelconstructie. Hoewel er enig bewijs is dat men in vroegere tijden de pylonen van tichelsteen maakten, werden zij later vervaardigd uit massieve, vlakke stenen aan de buitenkant en onregelmatige, soms reeds gebruikte stenen aan de binnenkant. In enkele gevallen werden ook al eerder gebruikte stenen aangewend om de buitenkant te maken, zoals het geval is bij de voorzijde van de eerste grote pyloon van de Amontempel in Karnak.
De massieve structuur van de pylonen had een defensieve en bezwerende functie. Zij boden niet alleen bescherming tegen binnendringers, maar vormden ook een symbolisch bastion tegen de gevaren van vijandige krachten zoals de chaos en het kwaad van buiten de tempel. Met name tijdens het Nieuwe Rijk werden de pylonen dan ook doorgaans gedecoreerd met de farao die zijn vijanden verslaat door ze bij de haren te grijpen en met de strijdknots te slaan.
De pylonen vertegenwoordigen, wat betreft de vormgeving, symbolisch ook het hiëroglief voor de horizon oftewel achet. Het was bij de pylonen dat men kon zien dat de zon opkwam aan de oostelijke horizon en daarom werden zij gezien als een verbinding tussen het verborgene, heilige leven in de tempel en de buitenwereld.
Aan de voorkant van de pylonen bevonden zich enorme houten vlaggenmasten, waaraan niet alleen vlaggen hingen maar waarop waarschijnlijk ook fetisjen werden gezet. Het moet een hele klus zijn geweest deze vlaggenmasten op te richten. Gesuggereerd wordt dat de oprichting mogelijk met touwen en katrollen is gebeurd.

©Joke Baardemans 2013

Bronnen: The Complete Temples of Ancient Egypt, R. Wilkinson; The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, Temples, Rolf Gundlach;

Lexicon de Ägyptische Baukunst, D. Arnold