Weret-Hekau is een godin die zowel met een leeuwenkop alsook met een slangenkop wordt weergegeven. Haar naam betekent de
grote magische of
geweldige tovenares, benamingen die zij met meerdere godinnen deelt.
Zij werd al in de
Piramideteksten genoemd en heeft dus een lange geschiedenis, van het Oude Rijk tot de Late Tijd. De naam van deze godin wordt in verschillende contexten genoemd. In de Piramidenteksten wordt zij geassocieerd met de ureusslang en worden de kronen van Boven-Egypte en van Beneden-Egypte aangeduid met haar naam. Het Horus-oog draagt zowel in de Piramideteksten alsook in de sarcofaagteksten de epitheton Weret-Hekau.
Zij wordt met diverse godinnen geassocieerd, zoals bijvoorbeeld met de godin Wadjet, die eveneens een rode kroon draagt. Ook aan Moet, Pachet en Sachmet wordt zij gelinkt. Er is ook een mannelijke variant van Weret-Hekau. Hierbij wordt zij aan de goden
Thot en Seth gekoppeld.
Weret-Hekau stond bekend om haar bovennatuurlijke krachten. Niet voor niets werd haar naam op kettingen vermeld en een enkel keer op een staf die bij het mondopeningsritueel werd gebruikt. Als zelfstandige godheid komt zij alleen in het Nieuwe Rijk voor en wordt haar naam ook vaak gebruikt als bijnaam voor de godin Isis.
Diverse verschijningsvormen kenmerken deze godin. Zij wordt afgebeeld zowel menselijk alsook dierlijk of half menselijk half dierlijk. Soms heeft ze een leeuwenkop, soms een slangenkop en een enkel keer ziet men haar menselijk met een schorpioen op haar hoofd (niet te verwarren met de godin
Serket!). Op haar hoofd draagt ze daarbij vaak een zonneschijf met een ureusslang, een verwijzing naar haar relatie met de god Ra. Haar verbondenheid met koningskinderen en met de troonsbestijging worden in diverse afbeeldingen tot uitdrukking gebracht.
Volgens sommige bronnen heeft Weret-Hekau geen eigen cultusplek, maar wordt diverse malen genoemd in de objecten afkomstig uit het graf van Toetanchamon. Ook zijn meerdere beeldjes van haar bekend.
Inmiddels heeft er meer onderzoek naar de godin plaatsgevonden waaruit blijkt dat het Nieuwe Rijk een keerpunt vormde in de cultus rondom de godin. Nader onderzochte, tekstuele bronnen blijken er wel degelijk op te wijzen dat Weret-Hekau wel een eigen cultus had, die institutionaliseerde gedurende de regering van Amenhotep lll. Uit diverse voorbeelden blijkt haar naam gekoppeld te worden aan veel religieuze titels die met priesterschap en dientengevolge tempelfuncties te maken hadden. Tevens zijn er diverse duidelijke aanwijzingen dat de godin een eigen vereringsplaats had.
© Joke Baardemans 2021
Bron: Werethekau, R. Drenkhahn in Lexicon der Ägyptology; God and Goddesses of Ancient Egypt, H. Wilkinson; Weret-Hekau, J. Hill; A. M. Mekawy Ouda, Did Werethekau 'Great of magic' have a Cult? A Disjunction between Scholary Opinions and Sources