Memfis bevond zich in de oudheid aan de oever van de Nijl ter hoogte van het huidige dorpje Mit Rahina, zo'n 24 kilometer ten zuiden van Caïro. Hoewel deze stad de hoofdstad van Egypte was, is er nu nauwelijks meer iets van terug te vinden.
De stenen van de overgebleven ruïnes werden gebruikt om met name de kerken en moskeeën in de stad te bouwen. Het verhaal van de schepping is voor een deel bewaard gebleven op de Steen van Sjabaka, een basalten plaat die in het British Museum wordt bewaard. De steen, die in latere tijden als molensteen is gebruikt, werd besteld door de Nubische koning Sjabaka uit de 25ste dynastie. Hij gaf opdracht deze op te stellen in de tempel van Ptah in Memfis. Uit de inscripties wordt duidelijk dat de koning opdracht gaf de steen te vervaardigen omdat de originele tekst, die waarschijnlijk was genoteerd op papyrus, door wormen was aangetast en nauwelijks meer leesbaar was. Aanvankelijk werd gedacht dat de teksten op het origineel uit het Oude Rijk stamden. Momenteel gaat men er vanuit dat de inscripties uit de Late Ramessidentijd stammen of misschien nog jonger zijn, hoewel Ptah geldt als een scheppergod in het Oude Rijk. Uit de Sarcofaagteksten uit het Oude Rijk en de teksten uit de Ramessidentijd blijkt dat Ptah wordt gezien als de god die verantwoordelijk was voor het scheppen van de zon en de goden en het doen groeien van het gewas.
Volgens de Memfitische scheppingsmythe was niet de zonnegod Ra de scheppergod, maar Ptah. Ptah was niet alleen de schepper van het universum en de natuurlijke orde, maar ook van de sociale, religieuze en politieke orde. Hij werd tevens beschouwd als de beschermgod van de handelslieden. Ptah zou eerst zichzelf geschapen hebben en vervolgens de Enneade van goden, door ze in zijn hart te bedenken en ze vervolgens hardop uit te spreken. Daarna schiep hij de steden met tempels waarin zij konden wonen. De Egyptenaren veronderstelden dat men met het hart kon denken en dat dit de plaats was waar de wijsheid en de emotie zetelden. Men was nog niet bekend met de werking van de hersenen. Vandaar dat de overledene in het hiernamaals werd beoordeeld door het wegen van het hart. Ptah creëerde beelden uit hout, klei en steen als belichaming voor de geesten en goddelijke kracht (ka) van de godheden. Hij schiep zowel mensen als dieren door hun naam te noemen. Het idee om mensen, dieren en dingen te benoemen en levenskracht te geven is kenmerkend in het oude Egypte. Het mondopeningsritueel is ook een laatste ritueel voor de graflegging waarmee men op magische wijze de zintuigen van een overledene probeerde te prikkelen. Ptah, de Memfitische scheppergod zou dit specifieke ritueel hebben uitgevonden. Samen met zijn echtgenote, de leeuwgodin Sachmet, kreeg Ptah een zoon, de lotusgod Nefertem. Volgens de Memfitische scheppingsmythe groeide op de oerheuvel Benben de oerlotus. Daaruit werd de jonge zonnegod Nefertem geboren.
De Memfitische scheppingsmythe kan worden gezien als een van de belangrijke producten van het Egyptisch denken. Uit de overgeleverde teksten wordt duidelijk dat het Egyptisch denken voorbij gaat aan alleen het mythologische aspect. Het zet de schepping in een theologisch licht en is meer een onderbouwing van het karakter van Ptah, zijn relatie met andere goden en zijn rol als machtige scheppergod. Men kan de Memfitische scheppingsleer zien als een politiek doel. Als men er vanuit gaat dat de teksten gedurende de 25e dynastie zijn opgesteld, zou het kunnen zijn dat de Nubische machthebbers de teksten gebruikten om het Egyptische rijk weer nieuw leven in te blazen.
© 2012 Joke Baardemans
Bronnen: The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, art. Creation Myths, V. Tobin; De geheimen van het Oude Egypte, L. Oakes en L. Gahlin; Gods and Men in Egypt, F. Dunand, C. Zivie-Coche