Een schijndeur is een architectonisch element dat we met name tegenkomen in graven en tempels.
Over de herkomst en ontwikkeling van deze deur is al veel geschreven en de meningen hierover zijn, tot de dag van vandaag, verdeeld. Een van de veronderstellingen is dat hun herkomst gerelateerd is aan de zogenaamde slab-stèle (3e dynastie), een stenen plaat die het middelpunt vormde in de offerkapel van de mastaba’s van het Oude Rijk. De stèle bevond zich in een nis en fungeerde als centraal punt voor het brengen van offergaven en vermeldde onder meer de naam van de grafeigenaar. De afbeeldingen en teksten dienden een magisch doel, omdat het de bezoekers en de offergaven kon vertegenwoordigen bij afwezigheid. Meer onderzoek heeft echter aangetoond dat zowel de slab-stèle alsook de schijndeur een meer op zichzelf staand architectonisch element, een bewust gekozen vorm van grafdecoratie zijn. Niettemin hebben de schijndeur en de slab-stèle in de kern sterk overeenkomstige functies. Schijndeuren zijn aangetroffen in de offerruimtes van zowel koninklijke als niet-koninklijke grafcomplexen. Vooral mastaba’s uit het Oude Rijk bevatten fraaie exemplaren.
Zoals de naam al zegt wordt een deur nagebootst, maar deze geeft geen toegang tot een fysieke ruimte. De oude Egyptenaren veronderstelden dat de denkbeeldige doorgang een passage was voor de ka-ziel van de overledene. De ka-ziel werd gezien als het deel van de persoonlijkheidsstructuur dat geassocieerd werd met levenskracht. Door de denkbeeldige passage tussen het dodenrijk en het Rijk der Levenden, zou er interactie mogelijk zijn tussen de overleden grafeigenaar en de nabestaanden. Naast de communicatieve functie vormde de schijndeur het centrale punt waar de ka-priester zijn offerrituelen hield. Het was de plek waar nabestaanden bijeen kwamen om offergaven neer te leggen op een speciaal daarvoor bestemde offertafel. Deze bevond zich direct voor de schijndeur.
Hoewel praktisch geen schijndeur hetzelfde is, worden ze toch gekenmerkt door een aantal overeenkomstige eigenschappen. De deur bevindt zich in de offerkapel van het graf, normaal gesproken in de westmuur. Het westen is de kant waar de zon ondergaat en werd geassocieerd met het dodenrijk. Vaak zijn er ook twee schijndeuren. De conventionele schijndeur (4e dynastie tot het Middenrijk en enkelen uit het Nieuwe Rijk) beschikt over een smal rechthoekig oppervlak of nis die de eigenlijke doorgang nabootst. Aan de bovenkant is vaak een semi-cilindrische vorm te zien, doorgaans gebruikt om een deur te sluiten.
Bovenop bevindt zich een latei, iets naar voren springend ten opzichte van de deurstijlen. Dikwijls zijn er drie deurstijlen grenzend aan de centrale nis.
Sommige conventionele schijndeuren zijn aan de bovenkant gedecoreerd met een cavetto profiel. Een cavetto is een gewelfd, kwartrond profiel. Het is een soort sierlijst die verwijst naar de hout en rietmat-constructies uit vroegere periodes. De van oorsprong geïntegreerde schijndeur lijkt hierdoor iets naar voren te komen, waardoor deze wat meer aan een schrijn doet denken. Gedurende het Middenrijk zien we schijndeuren ook weergegeven op de sarcofagen van de elite. In graven uit het Nieuwe Rijk zien we dat schijndeuren ook soms op wanden geschilderd werden.
Bij een conventionele schijndeur zijn doorgaans alle onderdelen gedecoreerd met figuratieve afbeeldingen en standaard teksten. Een offertafel vormt vaak het centrale element. De naam en titels van de overledene worden op de deurstijlen en de bovenste en onderste architraven weergegeven. De aangebrachte teksten bevatten tevens gestandaardiseerde offerformules en offerlijsten. Een afbeelding van de overledene is vaak te vinden op de deurstijlen. Soms bevindt zich in de deurnis een beeldhouwwerk van de grafeigenaar, waardoor het lijkt of hij zelf verschijnt. De symmetrie in decoratie en tekst is opvallend. De andere scenes die zich in de offerkapel bevinden zijn allen georiënteerd op de schijndeur. Deze scenes bevatten afbeeldingen die de overledene moest voorzien van allerlei belangrijke offergaven die hij nodig zou hebben in het hiernamaals zoals voedsel, olie, kleding etc.
Een ander soort schijndeur is de decoratieve of paleis-façade deur. Deze verschijnt vanaf het einde van het Oude Rijk en onderscheidt zich van de conventionele schijndeur doordat die over smalle, afgevlakte nissen beschikt. Boven de buitenste nissen is een motief te zien dat papyrus uit lijkt te beelden. Normaal gesproken treft men op dergelijke decoratieve deuren verder geen inscripties aan. De vormgeving gaat terug naar de paleis-façade decoratie uit vroeg-dynastieke graven.
Gedurende de 11e dynastie, maar vooral ook in het Nieuwe Rijk verschenen er schijndeuren met een centrale pilaar. Hierdoor ontstonden schijndeuren met twee denkbeeldige openingen.
Buiten de genoemde stijlen zijn er nog meer voorbeelden die sterk doen denken aan een schijndeur. Zo heeft men bijvoorbeeld in de huizen uit de Amarnatijd een soort blinde deuren aangetroffen die waarschijnlijk aan de schijndeur gerelateerd zijn.
Tijdens het Nieuwe Rijk waren schijndeuren een algemeen verschijnsel, zowel in de dodentempels
alsook in de godentempels. Soms werden schijndeuren ook wel in verband gebracht met een andere kapel, bekend als ‘het luisterend oor’ die zich over het algemeen in de buitenste tempelmuur bevond, dicht bij het meest heilige deel van de tempel. Mensen van buiten de tempel konden zo communiceren met een god. Echter, de meeste schijndeuren zijn toch verbonden aan de dodencultus en in het bijzonder aan de mastaba graven uit het Oude Rijk.
© Joke Baardemans 2017
Bronnen: Lexicon de Ägyptische Baukunst, D. Arnold; Scheintür in Lexikon de Ägyptologie, G. Haeny; False Door in The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, S. Wiebach-Koepke; Slab-stelea of the Giza necropolis, P. Manuelian; Ancient Egyptian Tombs, the culture of life and death, S. Snape; The tomb in ancient Egypt, S. Ikram, A. Dodson