De ba (bA, meervoud bAw of baoe) is een onderdeel van de persoonlijkheidskenmerken van de overledene dat vaak ten onrechte wordt vertaald met ziel.
De ba staat echter voor energie-overdracht, het vermogen een grens te overschrijden, zich vrij te bewegen van de ene wereld in de andere, vrij te handelen en kan zich in welke gedaante dan ook veranderen. Alleen de ba kan het hiernamaals verlaten. Dit persoonlijkheidskenmerk kan zich ongehinderd door het hiernamaals, de aarde en de hemel verplaatsen. De ba is dus het dynamische principe, terwijl de ka, een ander persoonlijkheidskenmerk, statisch is. De ba staat ook voor bewustzijn, terwijl de ka het onbewuste is van de mens. Verder is de ba het karakter, de persoonlijkheid en de capaciteit tot het hebben van verlangens en behoeftes. Sommige teksten suggereren dat de ba ook tijdens de slaap kan reizen.
Een ander duidelijk verschil tussen de ka en de ba is het volgende. De ka is de levenskracht en de beschermende kracht, terwijl de ba uit iemand voortkomt en een verschijningsvorm van een persoon is. Zo kan de zoon de ba zijn van de vader, maar nooit zijn ka; de vader op zijn beurt kan alleen de ka zijn van zijn zoon. In de godenwereld zijn bijvoorbeeld de vier Horuszonen de baoe van de god Horus.
In het begin wordt het woord voor ba met het hiëroglief van een volledige vogel geschreven. Vanaf het Nieuwe Rijk krijgt de vogel een mensenhoofd en zelfs mensenarmen. De oude Egyptenaren meenden dat trekvogels baoe van overledenen waren die tijdelijk uit een andere wereld kwamen en er daar weer naartoe vertrokken.
Ba betekent ook ram en vaak komt er achter het woord ba dan ook als determinatief (een hiëroglief die niet wordt uitgesproken, maar aanduidt wat voor soort woord er wordt bedoeld) een ram. De zonnegod reist door het hiernamaals in de gedaante van een ram of soms zelfs in de gedaante van een vogel met een ramskop. Dit treffen we onder andere aan in het Amdoeat (betekent letterlijk: dat wat in het hiernamaals is) en het Poortenboek. Beide boeken beschrijven de nachtelijke hemelreis van de zonnegod Ra door het hiernamaals. Tijdens deze reis vindt er een ontmoeting plaats van de zonnegod Ra met de god Osiris. Dit wordt gezien als de vereniging van de ba (Ra) met zijn lichaam (Osiris). De zonnegod onderneemt zijn gevaarlijke nachtelijke reis door het dodenrijk om zich tijdelijk te verenigen met zijn dode lichaam, Osiris. Hieruit put hij de kracht om zich te regenereren en aan het begin van de nieuwe dag opnieuw tot leven te komen. Ook Osiris, die weliswaar in het dodenrijk achterblijft, kan door deze tijdelijke vereniging voortbestaan. Dit thema wordt nog verder uitgewerkt in de Opettempel te Karnak en wordt Amon (-Ra) beschouwd als de ba van Osiris.
De ba komt nagenoeg alleen in funeraire teksten voor, slechts zelden wordt er gesproken over de ba van een levende. Een bekende tekst over de ba en tevens een zeldzaam voorbeeld van een ba van een levende is het gesprek van de levensmoede en zijn ba. De man verlangt naar de dood vanwege de ellende van de wereld waarin hij leeft, maar zijn ba probeert hem hiervan te weerhouden.
Volgens een tekst uit het Nieuwe Rijk behoort de ba tot de hemel en het lichaam tot de aarde. Ook in spreuk 85 uit het Dodenboek verzekert de dode zich ervan dat hij inderdaad na zijn overlijden onder andere een ba wordt:
Spreuk om te veranderen in een levende ba en niet binnen te gaan in een executieplaats, hij die weet zal nooit vergaan.
Om te blijven leven in het hiernamaals is het belangrijk dat de ba zich elke nacht verenigt met zijn lichaam. Om dit te bewerkstelligen en om ervoor te zorgen dat de ba niet verdwaalt of dat de ba iets overkomt, is er Dodenboekspreuk 89:
Maak dat mijn ba naar mij toekomt van welke plaats ook waar hij zich bevindt ... om zijn lichaam weer te zien en zich op zijn mummie neer te laten.
Het vignet bij Dodenboek 89 toont de ba die boven de mummie zweeft of op de mummie neerdaalt. De ba is op het lichaam aangewezen, want de ba is niet alleen een psychisch beginsel, maar heeft ook materiële verzorging nodig.
Vanaf de 21e dynastie wordt de ba afgebeeld achter het hoofd van de mummie binnen in de kist. Nog wat later wordt de ba midden op de deksel van de mummiekist afgebeeld, min of meer vergelijkbaar met het vignet uit het Dodenboek.
Het is de ba van een god die zich openbaart aan de levenden. Het is de zichtbare kant van het goddelijk optreden in de tastbare wereld. De ba van de god kan uit de hemel neerdalen om zich te verenigen met zijn beeld in de tempel. Een god heeft meerdere baoe en kan dus in meerdere tempels tegelijk in een beeld aanwezig zijn.
In het Boek van de Hemelkoe, eind 18e dynastie, wordt het als volgt verwoord:
De wind is de ba van Sjoe; de regen is de ba van Heh (de vloeibare ruimte); de nacht is de ba van Kek (de duisternis); het water is de ba van Noen (de oer-oceaan); de ram van Mendes is de ba van Osiris; de krokodil is de ba van Sobek.
Ook de sterren zijn de baoe van de goden. Noet de hemelgodin is "degene met duizend baoe". Het sterrenbeeld Orion is de ba van Osiris.
© 2014 Jan Koek / Joke Baardemans
Bronnen: E. Hornung, Geist der Pharaonenzeit, S. Ikram, Death and Burial in Ancient Egypt, J.G. Koek, "De tempel van zijn verwekking. De Opettempel in Karnak.": Mehen, Essays over het oude Egypte; Cl. Traunecker, Les dieux de l'Egypte; L.V. Zabkar,, A Study of the Ba Concept in Ancient Egyptian Texts