RChonsoe priesters met bark en schrijn (TT31), foto: Petra Lethereligie was in alles verweven met het leven van de oude Egyptenaren.

Men kende niet, zoals wij, slechts één boek en één god die de leidraad vormen voor een geloof, maar men had meerdere boeken en talrijke goden. Bij de invulling van het priesterschap richtten de priesters zich niet zozeer op de mensen maar op de goden en op de rituele handelingen die nodig waren om deze goden tevreden te stellen. De vele goden en de grote diversiteit aan verschijningsvormen zijn kenmerkend voor de Egyptische religie. Veel goden waren plaatsgebonden, dikwijls met een eigen cultus met de daarbij behorende cultushandelingen en festiviteiten.

Een priester, ook wel Hm-nTr genoemd, wat dienaar van god betekent, legde zich dus met name toe op het welbevinden van de goden en alles wat daarbij kwam kijken en vervulde daarmee een belangrijke religieuze taak. Aanvankelijk kende men geen fulltime, professioneel priesterschap. Tot aan het Nieuwe Rijk werd het priesterschap gecombineerd met andere, vooral administratieve, werkzaamheden voor de staat of voor de plaatselijke gemeenschap. In de tijd daarna ontwikkelde zich het priesterschap tot een fulltime bezigheid.
Priester met wierook, grafkapel Hetepherachet, RMO Leiden, foto: Petra LetherAls intermediair tussen de mensen en de goden stond een priester in hoog aanzien. Eigenlijk functioneerde de farao als hogepriester van alle culten rondom de goden. In essentie was het hogepriesterschap dus een koninklijke aangelegenheid. De farao is ook de enige die is afgebeeld met betrekking tot cultische handelingen in de tempels. Echter, noodgedwongen door andere taken, moest hij zijn werkzaamheden delegeren aan anderen. In theorie benoemde de farao de priesters, maar dikwijls werden in bepaalde perioden van de Egyptische geschiedenis vele ambten overgeërfd. De keuze voor een hogepriester was doorgaans een politieke en economische kwestie. De positie van hogepriester bleef vaak generaties lang in handen van plaatselijke, machtige families. Vooral vanuit het Nieuwe Rijk zijn er aanwijzingen die aantonen dat het priesterschap een familietraditie was.

Het priesterschap kende diverse categorieën. De mannelijke priesters zijn te categoriseren in hooggeplaatste priesters (bv de Hmw-nTr, de dienaren van god) minder hooggeplaatste priesters (oa de wab-priesters, de reinigingspriesters) en priesters voor specifieke handelingen (oa de sem-priesters). Daarnaast konden priesters werkzaam zijn in een tempel of verbonden aan de dodencultus. Ook konden zij als magisch priester actief zijn bij de mensen thuis. Deze magische priesters hadden als taak om huis en haard te beschermen tegen het kwade.

godsvrouwe Imertnebes RMO LeidenUit het Oude Rijk zijn er aanwijzingen dat tevens vrouwen een religieuze rol konden vervullen. Een vrouwelijke priester werd Hmt-nTr genoemd, wat dienares van God betekent. Met name vrouwen en dochters uit de hogere kringen bekleedden deze functie. Het blijft onduidelijk hoe belangrijk en hoe invloedrijk vrouwelijke priesters nu eigenlijk waren. In graven en tempels worden namelijk alleen mannen afgebeeld als uitvoerders van rituelen handelingen.
De vrouwelijke priesters hadden dikwijls een connectie met zang en muziek en waren verbonden aan een specifieke godheid zoals bijvoorbeeld de priesteressen van Hathor. De titel van 'godsvrouwe' was een zeer belangrijke, vrouwelijke priesterfunctie en vooral de eerste voorbeelden hiervan werden specifiek met de koningin geassocieerd. Vanaf de 20e dynastie raakte het ambt van 'godsvrouwe van Amon' in gebruik, een ambt dat veel politieke macht met zich meebracht en traditioneel werd toegekend aan de dochter van de koning.

Buiten het prestigieuze karakter van het priesterschap was het tevens een lucratieve aangelegenheid. Als beloning voor hun diensten mochten priesters in principe een deel van de opbrengsten die via de offergaven aan de goden werden gebracht, zelf behouden.
Priesters moesten zich houden aan bepaalde regels, gedragscodes en taboes. Er waren onder andere reinigingsvoorschriften en kledingvoorschriften. Volgens de geschiedschrijver Herodotus mochten priesters eveneens niet seksueel actief zijn tijdens de uitoefening van hun functie. Tijdens het uitoefenen van hun functie waren de priesters georganiseerd in groepen oftewel phylus, die weer waren onderverdeeld in twee subgroepen. Een en ander is af te lezen op de zorgvuldig opgetekende uiteenzettingen in tempels. Deze tempeladministratie laat zien dat er een duidelijke organisatie was wat betreft het priesterschap.

© Joke Baardemans 2014

Bronnen: The Oxford Encyclopedia of Ancient Egypt, art. Priesthood, D. Doxey; Het oude Egypte in woord en Beeld, T. Wilkinson; People of the Pharaohs, H. Wilson; The Complete Temples of Ancient Egypt, R. Wilkinson